Op welke manier verwerven wij ons bezit? Is dat niet altijd door een georganiseerde inzet van allen? En toch denken we vaak dat wat we hebben, puur door eigen inzet tot stand gekomen is. Het evangelie van Jezus vertelt ons een ander verhaal. Hoe de leerlingen moesten leren om te delen wat ze hebben. Het verhaal van de wonderbare spijziging. Wat kunnen wij hiermee vandaag?
Foto door Zen Chung Het eerste luik: de uitzending van de leerlingen
Het is geen ongebruikelijke techniek van Marcus om een scène als een drieluik op te zetten. Waar het verhaal van Jezus' reis naar de zieke dochter van de synagogeleider Jaïrus onderbroken wordt door de heling van de brutale vrouw, zien we in dit vervolg de opdracht aan de leerlingen bruut verstoord worden door de onsmakelijke dood van de dierbare Doper. Waarom moet Marcus het einde van Johannes zo nodig hierin plakken? Hebben we het nodig om het avontuur van de leerlingen beter te begrijpen? Zij worden namelijk door hun leider Jezus geboden om op pad te gaan en het goede nieuws uit te dragen. Als we zeggen dat het om een verkondiging gaat, doen we er eigenlijk geen recht aan. Zij komen namelijk niet alleen iets vertellen, maar ze komen vooral iets doen. Ze drijven demonen uit, zalven zieken met olie en helen hen. Het koninkrijk komt met kracht. Het is een én-én-verhaal. Én er wordt iets verteld én er wordt iets gedaan. Er gebeurt iets. Woord én daad. Verkondiging én heling. Een boodschap gedragen door barmhartigheid. Het is een twee-eenheid. Het een kan niet zonder het ander. Dat is misschien wel het mooiste aan het evangelie. Het is geen set van loze woorden en lege beloften. Zoals in de liefde worden de woorden aangevuld, hard gemaakt en bewezen in wat iemand doet en laat. Anders blijven de mooie woorden alleen maar in de lucht hangen. En het oor hoort niet meer, het hart wordt moe. Dat is iets wat Jezus weet. En iets wat hij de leerlingen wil leren. Als een bewust-bekwame leraar doet hij ze dat ervaren in plaats van vertellen. Hij stuurt ze uit. In paren van twee. En ze doen netjes wat hij doet. Dat waar hij in zijn eigen geboortestad geen erkenning voor kreeg (Mc. 6).
Het tweede luik: Johannes' einde
Je zou het bij dit reisverhaal van de geheelde helers kunnen houden, maar dat zou geen recht doen aan wat Jezus de uitgezonden leerlingen - en zo ook ons- aan het leren is. Het wordt opgevolgd door de dood van Jezus' voorganger en vriend Johannes. Zonder in detail te treden, zien we en voelen we dat wat Jezus doet, en wat zijn leerlingen in navolging van hem doen, niet zonder gevolgen is. Niet voor niets neemt Marcus de vergelijking van beide heren op in zijn storytelling. De knieënknikkende Herodes wordt geportretteerd als de regeerder die niet over zijn stompzinnige actie heen kan komen. De belofte aan zijn dochter kostte Johannes zijn leven. Johannes, misschien wel de enige man die hem de waarheid durfde te vertellen, is daarom van de dood opgestaan en komt hem in de gedaante van Jezus uit Nazareth wreken (vs. 16). Marcus laat er geen misverstand over bestaan. Dat wat met Johannes is gebeurd, zou zomaar ook bij Jezus en zijn kameraden kunnen gebeuren. Het zwaard van Damocles hangt boven hun hoofden.
het derde luik: de wonderbare spijziging
En nu de wending naar het verhaal van de wonderbare spijziging, waarmee het drieluik wordt afgerond. Waarom is deze scène nou zo belangrijk voor deze spannende thriller? Nou, omdat dat wat Jezus aan het doen is, hier tot voltooiing komt. Alsof hij al weet dat hij niet lang meer heeft, geeft hij zijn vrienden en volgelingen een belangrijke les mee. Wat is deze les dan? Als je het in één zin zou moeten samenvatten dan zou het zijn 'Alles is van God, en dus van iedereen'(psalm 24). Maar dat is best een gevaarlijke uitspraak. Wat doen we dan met onze Jezus? Met onze lieve beelden van de man, de Messias? Maken we van Jezus niet een soort communist? Lezen we niet met onze socialistische bril dat terug in de passages? Dat zou zomaar kunnen. Ergens lezen we altijd iets 'in' de tekst. In mijn geval: hoe meer ik over Jezus uit Nazareth lees, hoe meer ik zijn gedaante zie veranderen in die van de protesteerders en de rebellen, de revolutionairen van verleden tijd. Dat moet ik erkennen. Niet zonder reden zie ik Jezus steeds meer als een soort symbiose van Ché Guevara, Malcolm X en Desmond Tutu. Ik zeg dit niet om godslasterlijk te doen. Ik breng alleen bewust naar voren wat ik bij mezelf zie gebeuren. Beelden veranderen. En als ik Bob Marley hoor zingen 'then we would cook cornmeal porridge, of which I share with you', kan ik het niet laten om te denken aan wat Jezus hier aan het doen is. Hij is in verzet. Hij protesteert. Hij doet dat niet door stilletjes te mopperen of zijn sandalen te slepen. Hij gaat ook niet de barricades op of naar zijn wapens grijpen. Hij doet iets anders. Hij biedt ons een alternatief. We moeten delen wat we hebben: 3 aanwijzingen
Willen we een eerlijke verdeling van bezit? Willen we dat iedereen genoeg heeft? Willen we een gelukkig leven voor onszelf en onze kinderen? Werk en verwerf, maar weet: niets is van jou. Alles wat je hebt komt en is van God. Durf te leven van gastvrijheid, en geef het terug. Ons grootste verzet tegen corrupte leiders, oneerlijk beleid en gulzige ceo's is te delen wat je hebt. We kunnen hopen op de nieuwe, goede politieke leider en partij - en dat moeten we doen-, maar tot die tijd en daarna kiezen we voor wat we zelf kunnen en moeten doen. We kunnen delen wat we hebben. Dat is denk ik wat Jezus ons hier leert. Hoe weet ik dat? Waar baseer ik deze radicale gedachte op? Drie aanwijzingen die ik wil uitdiepen.
Ga op reis en neem niks mee (Mc. 6: 8 - 11)
Wat heb je zelf in huis? (Mc. 6: 37, 38)
Al delende dingen doen (Mc. 6: 40 - 44)
Aanwijzing nr. 1: Ga op reis en neem niks mee
Kun je het voorstellen, reizen zonder eten, reistas of geld? Je mag een staf en sandalen meenemen als steun bij het lopen, maar dat is het dan ook. Hoe doe je het überhaupt zonder in een berglandschap zou je zeggen. Je zou maar op je blote voeten door de rotsen moeten lopen. En oh ja, neem ook geen jas mee voor de nachtelijke kou (bovenkleed). Je zou het maar te comfortabel hebben. En dat is het. Zo zond Jezus zijn volgelingen uit. Ik vind dat best heftig. Je bent helemaal overgeleverd aan de vriendelijkheid van de lokale bevolking. Gelukkig komen ze daar niet als groep aan. Of het nou 12 (volgens Marcus) of 70 volgelingen (volgens Lucas) zijn. In beide gevallen een intimiderend groepje dat door de straten van de dorpen en steden struint. Ze gaan in tweetallen. Dat is te doen. Twee mensen kun je ook wat makkelijker laten aanschuiven aan tafel dan 12 of 70. Bovendien zou een reis van een vrouw alleen zeer onverantwoord zijn geweest, zeker in die tijd. John Dominic Crossan wijst ons erop dat ook cynici (van het woord cyon ofwel hond) in die tijd maar weinig bij zich hadden. Wie is machtiger? Hij die alles heeft of niets? Een goeie vraag. Maar het moet dan wel vrijwillige armoede zijn en niet opgelegd. Opvallend is dat een typische cynicus juist wel een reistas en jas (bovenkleed) bij zich had. De staf was volgens een cynicus een stok, het kleed een leeuwenhuid en de reistas alles wat je van het land en de zee kon meenemen. Hij had dus niet veel nodig, maar in tegenstelling tot de reizende evangelist was hij minder afhankelijk van de gastvrijheid van anderen. En dat is nou net de les die Jezus ons leert. Durf afhankelijk te zijn van elkaar. Ga op reis en wie weet ontdek je de vriendelijkheid van de vreemdeling. En als niet, ga daar gauw maar weer weg!
Aanwijzing nr. 2: wat heb je zelf in huis? Toen Jezus zag dat een menigte al dagenlang meereisde en weinig at, stelde hij voor om ze eten te geven. De leerlingen vonden dit zo'n belachelijk idee dat ze zeiden dat ze maar beter naar de omliggende dorpen en steden konden gaan. Je hoort nog net niet de confronterende toon van Jezus, toen hij zei: "Geef jullie hun wat te eten." Grammaticaal zouden wij deze zin niet op deze manier uitspreken. Maar de boodschap is helder. Geef. De zin begint opzettelijk met het woord 'geef' (dote) en hoeft niet per se met 'jullie' (autois) aangevuld te worden, maar dat doet het toch. 'Jullie geef' of 'geef jullie'. Het gaat erom dat Jezus vraagt dat zij zelf iets doen. De leerlingen echter blijven bij het uitbesteden aan anderen. Zullen wij brood ter waarde van 200 denarii gaan kopen? Dit lijkt een sympathieke oplossing. Wat aardig, de leerlingen zijn bereid om brood ter waarde van 200 daglonen in te gaan kopen voor deze hongerige mensen (1 denarius is een dag werk). Maar eigenlijk is het een sarcastische opmerking, omdat Jezus ook wel weet dat je na een tocht van dorp tot dorp echt niet een jaarsalaris op zak hebt. Opnieuw speelt Jezus de bal terug. "Hoeveel broden hebben jullie? Ga zien (of: Ga! Zie!)." Wat hebben jullie zelf? Niet wijzen naar wat anderen moeten doen of denken dat alles op te lossen is met meer geld, maar wat kunnen jullie zelf doen? Wat hebben jullie zelf al in huis? De leerlingen moeten uit hun eigen reiszak of voorraad putten. Ze moeten zelf gaan ervaren hoe het is om iets weg te geven van wat henzelf is. Jezus begint hier met het bouwen van een gemeenschap. Blijf je een sociale activiteit of word je een levende gemeenschap? Een gemeenschap dat afhankelijk van elkaar kan zijn en bereid is om te delen. Delen doet pijn. Je meent namelijk dat het jouw bezit is. Maar in strikte zin is niks van jou, ook al heb je ervoor gewerkt. Het bezittelijk naamwoord is denk ik het misleidende van taal. Het impliceert volledig individueel bezit. En ergens moeten we privaat bezit hebben, dat is ook een stukje waardigheid. Maar 'van mij' moet wel steeds meer een 'van ons' worden. Niet zo makkelijk als het klinkt.
Aanwijzing nr. 3: Al delende dingen doen Toen Jezus eenmaal de 5 broden en 2 vissen van de leerlingen overhandigd kreeg, begon hij met uitdelen. En dat stopte niet meer. Hoe pijnlijk moet het in eerste instantie zijn geweest voor de leerlingen om dat op tafel te gooien. Het is ontzettend weinig voor 12 mensen (als dat het aantal was), laat staan voor 5000 (aldus Marcus). De symboliek van 5 + 2 is evident. Samen moet 7 genoeg zijn voor iedereen. Een getal van volheid. Jezus nam het brood, zegende het, brak het en deelde het. Het meest opvallende is dat het woord delen in tegenstelling tot de andere woorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd staat (edidou). Met andere woorden, het is een voortdurende handeling. In het Engels zou je dan zeggen 'giving them'. Het levert een vreemde zin op. Hij nam het brood, zegende het, brak het al delende aan de leerlingen. Zoiets kun je ervan maken, maar het blijft ongebruikelijk. Marcus maakt hier een punt. Dat kan niet anders. Het wonderlijke van de wonderbare spijziging zit denk ik in het delen. Als we bereid zijn om dat wat we hebben te nemen, het te zegenen en het te op te breken dan kunnen we blijven uitdelen. Er is altijd genoeg wanneer we delen. Als we alles bij elkaar doen, hebben we iets. Misschien hebben we weinig als het op zichzelf staat. Maar samen is het iets. En dan hoeft niemand gebrek te hebben. Daarom is het zo moeilijk voor de rijke om het koninkrijk binnen te gaan, want ga er maar staan met al je vermogen en bezit. De plattelandse rabbi doet een beroep op je en zegt: "verkoop alles wat je hebt, geef het aan de armen en kom dan terug om mij te volgen." Wie komt dan nog terug? Ja, het is de bereidheid (al moeilijk genoeg), maar het is ook de concrete daad. Ik weet niet of ik er al ben. Ik weet niet of ik dit al kan, maar de Messias zegt het. En dat nota bene in een verlaten gebied. Het is manna uit de hemel 'all over again'. Geen wonder dat Johannes in zijn vertelling van het verhaal Jezus zelf als het hemelse brood is gaan zien (Joh. 6). Maar hier is hij de goede herder die in de naam van God de mensen doet liggen in de grazige weiden (vs. 39) en het ontbreekt hun aan niets (psalm 23).
Wat kunnen we hiermee vandaag?
Als ik denk aan een samenleving waarin de allergrootste bedrijven en hun allerrijkste bazen zoveel keer meer verdienen dan de werkelijke waarde-creëerders en bijna twee-derde van het Nederlands vermogen bij 1% van de inwoners ligt dan kunnen we een paar dingen doen. We kunnen ageren en protesteren tegen een onrechtvaardig systeem. En dat is ons goed recht. En dat moeten we ook doen. Zeker ook als kerk. We kunnen zelf de politiek in gaan en mensen hiervan proberen te overtuigen. Ook een prima pad om te belopen. Een moeizaam pad maar het is haalbaar en mogelijk. We kunnen proberen om het systeem te transformeren. Maar wat we niet kunnen doen, is alleen maar blijven wijzen naar anderen. Stuur iedereen maar naar huis en laten ze het zelf oplossen. Ook kunnen we niet alles maar oplossen met geld. Zo lang we maar genoeg geld er tegenaan gooien, komt het wel goed. Zo werkt het niet. En toch zie je dit vaak gebeuren. Dit zijn oplossingen die niets van onszelf vragen. Het is een kwestie van mentaliteit. 'Het maakt me niet uit hoe het opgelost wordt, zo lang het mij maar niks kost'. Je ziet dat Jezus niks met deze manier van denken heeft. Hij vraagt wat wij zelf nog in huis hebben. Ergens geeft dat ook rust. "Wat ik heb, geef ik u", zei Petrus eens tegen een bedelaar bij de Schone poort in Jeruzalem. Je kunt niet meer geven dan je hebt. Organiseer jezelf
Dat is ook een reden waarom ik even de naam van Malcolm X aanhaalde. Ja, ik weet het. Het was een radicale islamitische mensenrechtenactivist die in het begin van zijn loopbaan niks goeds kon zeggen over blanke mensen. Dat is ook niet de reden dat ik hem aanhaal. Maar je kunt veel van hem leren (zijn retorische vaardigheden zijn 'off the charts'). Hij zei altijd dat de zwarte mensen zichzelf maar moesten organiseren als de overheid niets om hen geeft. Als zij niet dezelfde kansen op de woon- of arbeidsmarkt krijgen, dan moeten zij zelf maar hun economie en leven vormgeven. Dat zette mij aan het denken. Die mentaliteit veranderde mij. Ook hier zien we die lijn van denken terug. Laten we zelf gaan floreren. Laten we zelf onze economie organiseren, zelf onze bedrijfjes opzetten, zelf onze talenten inzetten en onze kennis delen. Niets is van enkelen. Alles is van iedereen. Want wat de allerrijksten wellicht te vaak vergeten, is dat zij alleen maar welvarend kunnen worden door de inzet van allen. Wie dat vergeet, vergeet God. Hij ziet graag iedereen zowel het geestelijk als het lichamelijk brood hebben. Die twee horen bij elkaar. Nu nog bedenken hoe we in een individualistische samenleving en economisch systeem kunnen leren om wederkerig afhankelijker te zijn en optimaal kunnen delen. Dat we al delende dingen doen. Het is niet voor niets dat we in de 'sequel' van Lucas een gemeente in Jeruzalem zien die alles met elkaar deelde. Zij braken het brood als symbool voor deze delende levenshouding die in het leven van Jezus zo sterk belichaamd werd. Zou interessant zijn om deze passage eens als basistekst bij het avondmaal/ de eucharistie te nemen.
De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden. (Hnd. 2: 43 - 47)
Het koninkrijk van God wordt ervaren in een delende gemeenschap. Wie wil nou niet in zo'n gemeenschap thuiskomen?
Comments