top of page

Jezus, een Vreetzak en een Dronkenlap?

'Een vreetzak en een dronkenlap'. Dat is grofweg hoe de woorden phágos (eter) en oinopótēs (wijndrinker) worden vertaald in de Nederlandse bijbelvertalingen. Jezus is niet een gewone eter, maar een veelvraat, een vraatzuchtig mens, iemand die zich vol eet. Hij is ook niet een casual wijndrinker, maar een dronkaard, een dronkenlap, iemand die gek is op wijn. Maar klopt dat wel? Moeten deze op het oog neutrale woorden gewoon niet letterlijk vertaald worden als eter en wijndrinker? Dat klinkt veel beleefder en positiever. Een zoektocht die verrassend naar het hart van Jezus en zijn missie leidt.



De Eter en de Wijndrinker Laten we starten bij de tekst zoals we die aantreffen in de twee evangeliën van Mattheüs en Lukas. Zij zijn de enigen die 'eter' (phágos) en 'wijndrinker' (oinopótēs) opgenomen hebben in hun mini-bio van Jezus, zoals je die kunt lezen in Mat. 11: 16 - 19 en Luk. 7: 31 - 34. De twee kernverzen uit het Mattheüsevangelie zijn:


Want toen Johannes kwam, en niet at en dronk, zei men: “Hij is door een demon bezeten.” Nu is de Mensenzoon gekomen, hij eet en drinkt wel, en nu zegt men: “Kijk toch eens, wat een veelvraat (eter), wat een dronkaard (wijndrinker), die vriend van tollenaars en zondaars.” En toch is de Wijsheid door heel haar optreden in het gelijk gesteld.’ (NBV, mijn aanvulling tussen haakjes)


Er wordt hier flink aan 'name calling' gedaan. Johannes is een bezetene, omdat hij zich onthield van eten en drinken. Jezus is een veelvraat en dronkaard, omdat hij juist wel van eten en drinken hield. Ze kunnen niets goed doen in de ogen van hun aanklagers. Of ze nou het ene doen of het andere laten. Maar wat als deze woorden helemaal niet bedoeld zijn als beschuldigingen, maar als constateringen? Waarom vertalen de experts de woorden over de Mensenzoon dan gewoon niet als eter en wijndrinker? Dat is toch wat er letterlijk staat?


Laten we die weg even volgen. Een phágos (φάγος) zou je in het Koiné-Grieks, de voertaal van het oostelijk deel van het Romeinse rijk en zo ook het Nieuwe Testament, heel goed kunnen vertalen als de eter. De werkwoordsvorm phágō (φάγω) wordt meer dan 80 keer door verschillende mensen in het Nieuwe Testament gebruikt om aan te duiden dat iemand een maaltijd nuttigt ofwel eet. Je leest niets over vreten of iets in die trant. En dat geldt ook voor het woord oinopótēs (οἰνοπότης) wat letterlijk wijndrinker betekent. Je hebt aan de ene kant het woord oinos (οἶνος) voor wijn, en aan de andere kant het woord pótēs (πότης) dat drinker betekent. Een soortgelijk woord vinden wij in 1 Tim. 5: 23 waar Paulus zijn protegé oproept om te stoppen met water te drinken (van het werkwoord hydropotéō, ὑδροποτέω), en juist wat wijn in te nemen om zijn maagklachten tegen te gaan. Hier zou je evengoed het (werk)woord kunnen opsplitsen in hydro (ὑδρο) en potéō (ποτέω), wat samen waterdrinker vormt [1]. Hiermee lijkt het probleem opgelost. Die aanklagers hebben helemaal geen boze intenties, ze constateren alleen dat Jezus eet en drinkt. Daar is niks mis mee. Maar zo makkelijk komen we er niet vanaf. Een parallelle boodschap Ten eerste hebben we de structuur van de tekst zelf die ons een andere boodschap meegeeft. We hebben namelijk Johannes de Doper als tegenpool in de tekst, waardoor we de juiste 'clues' meekrijgen. Johannes eet en drinkt niet, en hij is door een demon bezeten. Jezus drinkt en eet wel, en hij is een veelvraat en een dronkaard, een vriend van tollenaars en zondaars. Er is een parallel te vinden: A Want toen Johannes kwam, en niet at en dronk, zei men: B “Hij is door een demon bezeten.” A Nu is de Mensenzoon gekomen, hij eet en drinkt wel, en nu zegt men: B “Kijk toch eens, wat een veelvraat, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.”


De eerste zinnen zijn nog redelijk neutraal (A). Dat zijn gewoon constateringen, maar daar blijft het niet bij. Zij zijn in dit geval ook de aanleidingen voor mensen om er iets van te vinden (B). Er worden conclusies getrokken, en bij Johannes is die conclusie op geen manier positief uit te leggen. Door een demon bezeten zijn, lijkt mij in geen enkele cultuur een compliment. Ook niet in onze cultuur waar de onzichtbare wereld minder een actieve rol speelt (symbolic universe). Kortom, bij Johannes leidt de constaterende A, naar een beschuldigende B. Dat is het eerste deel van de parallel. Is dat bij het deel van de Mensenzoon ook zo? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we iets weten van Hebreeuwse poëzie en beeldspraak. En in dit geval specifiek over paralellen die een grote rol spelen in de Judese dichtkunst. Laten we eens een kijkje nemen in een Spreuk, die gelijk de toon aangeeft van de woorden die tegen Jezus zijn geuit.


Luister, mijn zoon, en word wijs, kies de juiste weg. Ga niet om met dronkenlappen, blijf bij gulzigaards vandaan. (NBV, Spreuken 23: 19 - 20)


In een Hebreeuwse parallel kun je meerdere kanten op. Of je gaat juist iets positiefs noemen om de tegenstelling tussen de twee zinnen of personen uit te lichten (antithetische parallel). Dan zou je als resultaat hebben dat Johannes de 'bad guy' is en Jezus de 'good guy'. Of je gaat de parallel juist doortrekken en het eerste overtreffen (climactische parallel)[2]. Johannes is een 'bad guy', maar Jezus is 'even worse'. Op deze manier biedt een parallel de mogelijkheid voor de dichter om een punt te maken. Maar je hebt ook de synonieme parallel. Kijken we naar deze Spreuk, dan heb je de woorden word wijs en kies de juiste weg. En ga niet om met de dronkenlappen en blijf bij de gulzigaards vandaan. De repetitie zorgt ervoor dat de zoon, degene die luistert naar de Wijsheid, het niet alleen moet begrijpen maar ook moet onthouden. Je zegt eigenlijk hetzelfde maar dan net even anders. De boodschap is duidelijk. Associeer je niet met die mensen die feesten, lol trappen, eten en drinken, dat is wijsheid. Doe je dat wel, dan ben je onverstandig, een dwaas en misschien zelfs een zondaar! En dat is waarom we weten dat de woorden tegen Jezus niet neutraal zijn. Het is net als Spreuk 23 een synonieme parallel. Net als de woorden tegen Johannes zijn de woorden tegen Jezus niet constaterend, maar beschuldigend. Johannes is in de ogen van zijn aanklagers bezeten en Jezus is een vreetzak en een dronkenlap.

De Vriend van Dubieuze Figuren

Een andere reden waarom we kunnen weten dat Jezus beschuldigd wordt, is de bijzin die achter deze woorden zijn geplakt. Hij is niet alleen een veelvraat en een dronkaard, hij is die vriend van tollenaars en zondaars. Jezus eet en drinkt niet met de welgemanierde of hoogstaande mensen in zijn tijd, maar met de randfiguren. De editors van de evangeliën konden ervoor kiezen om deze beschimpende woorden weg te laten of te verzwijgen, maar dat doen ze niet. Ze konden er niet omheen dat, hoewel het een schandelijke vertoning was, Jezus daadwerkelijk at en dronk met deze mensen. En sterker nog, dat zijn omgang met deze marginale mensen te maken heeft met de kern van zijn missie: het koninkrijk van God aan iedereen aan te bieden die het wil horen [3]. Dat deze twee groepen van mensen hier samengebundeld worden, zegt eigenlijk al genoeg over wie zij zijn. Waar je bij tollenaars nog kunt afvragen of zij nou echt bij 'die slechte lui' horen, kun je nauwelijks twijfel hebben over de identiteit van de zondaars. Zelfs in onze plaats en tijd associeren wij zondaars met mensen die herhaaldelijk fout doen of immoreel gedrag vertonen. Dat was in de tijd van Jezus niet anders. Alleen werd toen de Torah, de Judese religieuze wetten, naast de levens van mensen geplaatst als morele norm voor wat goed en fout is. Zondaars zijn de mensen die hier geen boodschap aan hadden of simpelweg er niet aan konden voldoen [4]. Over tollenaars lezen we dat de Rabbijnen als opvolgers van de Farizeeën na de Joodse oorlog (66 - 70 C.E.) weinig met deze groep te maken wilden hebben [5]. Als je bedenkt dat deze tollenaars in dienst stonden van de Romeinen om belasting te innen bij het volk, dan begrijp je wel dat dit de nodige spanning met zich mee kon brengen. Je eigen landgenoot die namens de overheerser bij jou geld komt incasseren. Dat riekt naar verraad. Het doet extra pijn wanneer je bedenkt dat die lasten voor grondbezitters alleen maar toenamen in deze Romeinse tijd [6]. Ook vissers hadden waarschijnlijk direct met deze tollenaars te maken bij het betalen van hun schulden. Ze konden beter maar een boot hebben dan meerdere, want belasting werd per boot gerekend [7]. Kortom, Jezus at en dronk met de mensen die met scheve ogen werden aangekeken. Het waren dubieuze figuren. Dat moet veel losgemaakt hebben bij de mensen in zijn omgeving. Zeker in een tijd en plaats waar je erop aangekeken werd met wie je omging. Je bent met wie je omgaat. Het is dus niet vreemd dat hij 'uitgescholden' werd als vreetzak en dronkenlap. Dat heeft alles te maken met de groep van mensen met wie hij omging. En toch.


To Eat or Not To Eat

Toch kun je niet anders dan concluderen dat Jezus ook echt van een hapje en een drankje hield. Zijn eerste teken volgens het evangelie van Johannes is de bruiloftsgasten in Kana voorzien van extra wijn. En wat voor een wijn! Een Château Cheval Blanc 1947 is er niets bij (dat zou de beste wijn ter wereld moeten zijn). Hij heeft namelijk de sterke overtuiging dat zijn vrolijke boodschap (εὐαγγέλιον) in levende lijve naar de mensen toe moet. En dat ging vaak gepaard met een maaltijd, zoals dat vandaag-de-dag nog steeds het geval is in de Midden-Oosterse landen. We lezen dat hij vooral bij mensen op visite ging (vb. Luk. 14: 1). Gevraagd en ongevraagd, zoals hij bij de tollenaar Zacheüs doet. Een praktisch puntje kan daar een rol in gespeeld hebben. De tollenaar kon een bezoek van de rabbi en zijn entourage vast beter betalen dan de meeste mensen in het dorp. En zo liet Jezus tegelijk aan iedereen zien dat die tollenaars lang niet zo slecht zijn. En zondaars. Wat zijn zondaars? Hij daagt ons net als toen uit om die termen te herzien. Wie zonder zonde is, werp de eerste steen (Joh. 8: 7). Wie een splinter uit het oog van iemand anders haalt, zal eerst de balk uit zijn eigen oog moeten halen (Mat. 7: 3; Luk. 6: 41). Niet wat in de mond, maar uit de mond gaat, maakt de mens onrein (Mat. 15: 11). En die dikke demarcatielijn in het zand lijkt hij finaal door te trekken wanneer hij met mensen eet en drinkt. Tegen de raad van Spreuken 23 in, gaat hij juist wél om met die gulzigaards en dronkenlappen. Dat zou hem een dwaas moeten maken, maar de Wijsheid geeft hem achteraf nog gelijk ook (Mat. 11: 19). Samen eten heeft iets ontwapenends. Het maakt ons allemaal gelijk. Relaties worden gesterkt en zonden worden vergeven. Geen wonder dat vele conflicten om de tafel worden beslecht. Zou het daarom zijn dat wij ons verzamelen rondom brood en wijn? De vroege christenen konden van alles kiezen om Jezus' leven te herdenken, maar kozen uitgerekend voor deze twee culinaire symbolen. Dat zegt veel. Ook in de toekomst wordt er een gastronomisch feest georganiseerd, en wij zijn als dubieuze figuren allemaal uitgenodigd (Op. 19). God plukt de mensen desnoods van de straat (Luk. 14: 15). Wat een vooruitzicht!

 

Een Persoonlijke Noot Ik weet nog toen ik voor het eerst een kerk binnenstapte, en dat er na de dienst met elkaar gegeten werd. Het was Indonesisch eten ook nog! Dat ken ik van mijn oma's kookkunsten. Een dubbele traktatie dus. Ik kon als buitenstaander gelijk aanschuiven. Ik was gelijk deel van de familie. Daar hoefde ik niet veel voor te doen. Er is niets zo inclusiefs als samen eten en drinken. Ik weet niet precies hoe we Jezus' nalatenschap kunnen uitleven vandaag, maar dat samen eten en drinken blijft zo typerend aan zijn missie. Dan worden we maar vreetzakken en dronkenlappen genoemd. Dat is het denk ik wel waard.

 

Meer Lezen?

[1] Je kunt vanuit de algemene theorie uitgaan dat zij beiden gebruik hebben gemaakt van de zogenoemde bron Q (van Quelle), kortweg waar Mattheüs en Lukas elkaar overlappen met minimale afwijkingen. Deze twee woorden worden nergens anders in het Nieuwe Testament genoemd. Deze tekst zou dan bijna volledig overgenomen zijn van wat bekend staat als Q 7,33-34. Naast enkele minimale afwijkingen vind je de hele perikoop zodoende in beide evangeliën aan. Lees hier een reconstructie van Q. [2] Een van de criteria die onderzoekers gebruiken om de historiciteit of authenticiteit van een bijbelse tekst te testen is het criterium van schaamte. Het is niet altijd even sluitend, maar het levert vaak een nieuw inzicht op. De gedachte is dat als deze woorden eens door iemand(en) op papier (papyrus) zijn gezet, het voor diegene verleidelijk zou zijn geweest om de schandalen eruit te laten. Zou deze (christelijke) redacteur gewoon niet alleen de mooie woorden en daden van Jezus erin houden? Ik ken dit criterium van Gerd Theissen en Annette Merz, The Historical Jesus, 1998.


[3] Er zijn nog meer typen parallellen te vinden in de Hebreeuwse poëzie. Enkele worden online opgesomd in een Jewish Encyclopedia. Maar wil je echt all the way, dan is het boek van Fokkelman aan te raden: Dichtkunst in de Bijbel, 2000. [4] De definitie komt uit G. Rengstorf, Hamartōlos, Theological Dictionary of the New Testament, G. Kittel, ed. I. Maar je vindt ook online een artikel over de groep van tollenaars en zondaars van John Donahue, Tax Collectors and Sinners. [5] Stephan Witetschek noemt enkele Rabbijnse geschriften die onthullen hoe de naoorlogse Farizeeën over de belastinginners dachten. Sowieso een artikel dat de moeite waard is om te lezen over dit onderwerp. The Stigma of a Glutton and Drunkard, pp. 147- 148.

[6] Volgens John Dominic Crossan in The Birth of Christianity (1999). [7] Kloppenburg schrijft over deze groep van tollenaars en vissers die in de evangeliën expliciet bij hun beroep worden genoemd. Hij onderzoekt waarom dat zo is. Jesus, Fishermen and Tax Collectors, 579.


Comments


bottom of page