top of page

Waarom Jezus een Vreemde Vrouw een Hond noemt

Noemt Jezus een wanhopige vrouw nou een hond? Hij gaat vrijwillig naar het heidens gebied in oud-Palestina voor rust, maar treft het tegenovergestelde aan. Een Griekssprekende vrouw valt voor zijn voeten met een dringend verzoek. Haar dochter is buiten haarzelf en bezeten. Jezus is kortaf en grof. Hier is hij niet voor gekomen. Zijn boodschap is alleen voor de Joden, niet voor andere volken. Mijn vraag is waarom gaat de Nazarener überhaupt naar dat gebied? Is zijn brutaliteit onderdeel van zijn methode of simpelweg deel van zijn karakter? Toont Jezus hier zijn ware aard? Laten we dat verkennen en ontdekken hoe grensverleggend iemands geloof kan zijn.

Foto door Golden Jojo Het zijn de evangeliën naar Marcus en Mattheüs die het opmerkelijke verhaal opnemen van de vreemde vrouw die Jezus benadert met een dringend verzoek (Mc. 7; Mt. 15). In het kort vraagt een wanhopige moeder in de regio van Tyrus en Sidon om heling van haar verwarde dochter bij een -in haar ogen- Joodse heler genaamd Jezus. De man uit Nazareth wijst haar in eerste instantie af als iemand die zijn aandacht niet waardig is. Zij komt met een pientere comeback en wordt daardoor door hem geprezen. Ze heeft een grensverleggend geloof. Ze vertrouwde erop dat de God van de Joden ook die van haar is. Haar dochter is bij thuiskomst niet meer gekweld door kwade machten.

Eerst maar Marcus vs Mattheüs

Er zitten subtiele verschillen tussen de beide vertellingen. Ik zal enkele noemen. Marcus heeft het over een Syro-fenicische vrouw, een etnische groepering van Feniciërs uit het Syrisch gebied, terwijl Mattheüs de vrouw gewoonweg Kanaänitisch noemt als verwijzing naar het etnisch volk dat al aanwezig was voordat de Israëlieten naar bijbelse vertelling het land innamen. Dat zou haar niet buitenlands maken zoals bij Marcus, maar juist door-en-door inlands. Een inwoner die hier dus oorspronkelijk vandaan komt. Bij Marcus valt de vrouw voor de voeten van Jezus, bij Mattheüs roept ze hem toe. Bij Marcus lijkt de vrouw vaag van deze Joodse heler gehoord te hebben, maar bij Mattheüs noemt ze hem al 'zoon van David', een van de messiaanse titels binnen de Joodse historie. Wat hebben de evangeliën vooral gemeen? In beide gevallen noemt de vrouw Jezus bij de hoogwaardige titel 'Heer', dat van veel respect toont. In Marcus is dat de enige keer dat het woord 'kurie' voor komt (Grieks voor Heer). Ook lijkt Jezus in beide vertellingen absoluut geen zin te hebben om aandacht aan deze vrouw te geven. Het wordt een ware discussie waarbij Jezus overtuigd moet worden, alvorens hij actie onderneemt. Het meest kenmerkende in deze discussie is de vergelijking van Joden als kinderen en heidenen als honden (kunaria in het Grieks). Honden waren in die tijd en omgeving geen reine dieren. Het is taal dat je niet in de mond van Jezus zou willen leggen, maar dat is juist het verrassende van dit bijbels verhaal. Historici zouden dit schaamte-aspect juist een hoger waarschijnlijkheidsgehalte geven. Jezus lijkt 'out of character' te zijn. Grof, brutaal en denigrerend.

Een Vreemde Vrouw wordt Verhoord

Tenslotte mag de vrouw in beide gevallen naar huis gaan en ontdekken dat haar dochter geheeld is. Een plot dat doet denken aan de Romeinse officier die -net als aan de vrouw- een groot geloof is toegekend. Jezus prijst dit soort geloof (Mt. 8; Lc. 7). In beide versies gaat het in elk geval om een 'vreemde vrouw', iemand van een ander gebied (de omgeving van Tyrus en Sidon in het noorden van het land), die op een ingrijpende manier voor haar dochter pleit bij de bekende Joodse heler die geen tijd lijkt te hebben voor haar. Ze doet zelfs een beroep op de naam 'Zoon van David' als ze hem aanspreekt. Weet zij dat Jezus twee Kanaänitische vrouwen in zijn voorgeslacht heeft, namelijk Tamar en Rachab? Hoe dan ook, de doorslag komt door haar overtuigingskracht en pientere comeback. De vrouw is niet op haar mondje gevallen. Maar kan dit echt de reden zijn dat Jezus haar wél verhoort? Riekt dat niet te veel naar willekeur? Dat zou betekenen dat alleen de mensen die een vernuftig weerwoord hebben kans maken op genezing en gebedsverhoring. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Of liet Jezus zich daadwerkelijk overtuigen? Laat de man, die Messias is, zich ook bekeren?


Drie Redenen waarom Jezus Grof doet en niet Grof is

Mijn overtuiging is dat Jezus wel degelijk zo grof kon zijn, maar dat hij dit deed om een punt te maken naar de vrouw én naar zijn leerlingen. Je zou kunnen zeggen dat Jezus een pedagogisch motief heeft (zie ook R.T. France, The Gospel of Mark). Hij lijkt met zijn gespeelde afwijzing en toegepaste grofheid om een reactie te vragen. Hij daagt de vrouw uit of ze werkelijk gelooft wat ze uitdraagt met haar gedrag. Hoe kom ik daarbij? Ik noem drie redenen, die een grensverleggend geloof behartigen. Het daagt de joodse gedachtegang van zijn tijdgenoten uit. En wellicht ook die van ons vandaag.


Eerst maar de kern van deze verhitte discussie: Hij (Jezus) antwoordde: ‘Het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.’

Ze zei: ‘Zeker, Heer, maar de honden eten toch de kruimels op die van de tafel van hun baas vallen.’

Toen antwoordde Jezus haar: ‘(Oh, vrouw,) je hebt een groot geloof! Wat je verlangt, zal ook gebeuren.’ En vanaf dat moment was haar dochter genezen. (tussen haakjes zijn mijn toevoegingen)

Meer over de keuze van deze vertaling

Belangrijk hier zijn de woorden 'zeker' en 'oh, vrouw'. Beide woorden zijn historisch tekstkritisch onderwerp geweest van debat. Bij Mattheüs is het bevestigend woord 'zeker' of 'ja' (nai in het Grieks) van de vrouw op de algemeen aanvaarde stelling van Jezus geaccepteerd in de tekstvarianten van de MSS ofwel de majority tekst (meerderheid van tekstvarianten qua manuscripten en papyri die leidend zijn voor de samenstelling van een Griekse grondtekst). Bij Marcus ontbreekt dat woord, hoewel sommige tekstvarianten dat woord wel opgenomen hebben. Kortom, er zijn manuscripten rondgegaan in de eerste eeuwen die het woord 'nai' wel in Marcus hebben staan. Ik vermoed dat Mattheüs dat niet zelf heeft opgenomen, maar heeft overgenomen van Marcus dat hij samen met Lucas als primaire bron heeft gebruikt. Waarom zou Mattheüs dit namelijk verzinnen? Bovendien voorkomt een 'ja' een misvatting dat de vrouw het wel eens is met Jezus, maar het tegenovergestelde is waar. Opmerkelijker is dat 'oh, vrouw' niet door NBV21 wordt opgenomen, terwijl de grondtekst met de belangrijkste tekstvarianten wel degelijk 'ó gunai' (oh, vrouw) hebben staan. In dit verband is dit niet afwijzend zoals bij Maria, Jezus' moeder, bij de bruiloft maar empatisch en warm. Hij prijst haar geloofsvertrouwen.


1. Jezus reist wel vaker naar het niet-Judese gebied Waarom zou Jezus zo grof tegen deze vrouw zijn wanneer hij er zelf voor kiest om naar dit heidens ofwel niet-Joods gebied af te reizen? That makes no sense. Ja, het is waar dat hij -zoals Marcus verwoordt- voor zijn rust uitweek naar de regio van Tyrus en Sidon, maar het is niet zo dat hij hier niet vaker is geweest. Hij lijkt hier doelbewust naar toe te gaan om een punt te maken. Niet alleen de Joden hebben toegang tot de 'God van Israël' (Mt. 15: 31), maar ook de heidenen. In Galilea volgden mensen uit deze regio hem al (Mc. 3: 8) en hij reisde eerder naar het land van de Gerasenen (Mc. 5: 1-20). Het geval wil dat Marcus, maar ook Mattheus, dit verhaal plaatsen in de context van de discussie rondom de reinheidswetten en de wonderbare spijziging. Eerst daagt hij de farizeeën, zijn eigen tak van religieuze achtergrond, uit om anders te denken over wat het betekent om rein of heilig te zijn. Niet wat in de mond gaat, maar wat eruit gaat is wat een mens onrein maakt. Een nadenkertje. En na dit verhaal worden niet alleen de Joden, maar ook de heidenen gevoed bij de maaltijd van brood en vis. Het Joodse brood wordt daar letterlijk gedeeld met de heidense landgenoten. Niet alleen de kruimels. Hij reist bewust naar de heidense gebieden. Hij kon toch wel verwachten dat een heidense of een Griekssprekende vrouw hem zou aanspreken met een verzoek?

2. Jezus is grof, maar hij praat wél met deze vrouw (niet haar man) Een tweede reden waarom Jezus intentioneel zo grof was tegen de vreemde vrouw is dat hij haar volledig kon negeren of kon wegjagen -zoals zijn leerlingen hem verzochten- maar niet doet. Hij gaat een gesprek met haar aan, hoe verhit dat gesprek ook is. In de evangeliën zien we vaker mensen hun kinderen naar Jezus toebrengen, maar deze keer is het een vrouw (volgens ICB). Een Romeinse soldaat deed dat -zoals genoemd- ook. Hij had dit gesprek niet hoeven te voeren en gaat in tegen de sociale conventies van Joodse mannen zoals dat ook met de Samaritaanse vrouw het geval is. Er zijn vandaag-de-dag nog steeds plekken in de wereld waar het de gewoonte is, zelfs een juridische voorwaarde, dat de gesprekken tussen mensen van het mannelijk geslacht plaatsvindt. Jezus had weg kunnen lopen, als hij dat geschreeuw kon onderdrukken, maar hij dat doet niet. Hij gaat het gesprek aan en dat met een heidense vrouw (er staat letterlijk 'een heidense, Syro-fenicische vrouw'. Het noemen van of heidens of Syro-fenicisch was voldoende geweest om aan te geven dat het om een niet-Joodse vrouw ging). Kortom, ook hier doet hij niet mee met de gangbare sociale of religieuze conventies en kiest hij voor een andere benadering. De benadering die in zijn ogen beter past bij de God van Israël en de boodschap van de profeten. Ruimhartigheid wil Ik. 3. Jezus leert zijn leerlingen een lesje in ruimhartigheid Een derde reden waarom Jezus bewust 'advocaat van de duivel' speelt, is dat hij hiermee ook gelijk zijn leerlingen een lesje leert over de reikwijdte van Gods universele liefde voor alle mensen. Net als Paulus later zou doen, lijkt Jezus hier te kiezen voor de argumentatieve methode van starten bij het standpunt van de tegenstander. Het is een methode bekend in de oudheid om anderen voor je te winnen. In het geval van Jezus is dat de zin dat je de honden niet het brood van de kinderen moet geven. Hoewel het niet vast staat dat heidenen door Joden 'honden' werden genoemd, werden andere volken wel als onrein gezien. De leerlingen vonden het volgens Mattheüs prima om aan haar voorbij te gaan. Zij lijken het eens te zijn dat de zegeningen van de God van Israël naar de Joden gaan en niet naar de heidenen (of ze vonden haar gewoon irritant). En het is niet zo dat de vrouw hiermee oneens was. Haar antwoord is 'nai'. Ja, dat is zo, maar. Die 'maar' is zo belangrijk. Mogen andere volken tenminste niet de kruimels hebben, niet iets van die zegeningen meekrijgen? Haar comeback zorgt voor twee vliegen in één klap. Jezus overtuigde zo niet alleen zijn eigen leerlingen, maar daagde haar geloofsvertrouwen uit. Geloof je echt dat die ene God een vader is voor iedereen? Kortom, Jezus onderwijst en demonstreert de reikwijdte van de Messiaanse belofte en zegeningen door zijn grove gespreksmethode. En de vrouw maakte de verwachting meer dan waar. Die zegen -hoe schaars ook- valt ook mij ten deel. Ook al ben ik een vreemdeling en een vrouw. God is de God van alles en iedereen.

Het Geloof dat Geprezen wordt Wat is dan dat geloof dat Jezus zo uitvoerig prijst? Hij spreekt haar met de affectieve woorden van 'oh, vrouw' aan. Eten de honden dan niet de kruimels die van de tafel afvallen? Oh vrouw, wat zeg je dit mooi. Wat heb je toch gelijk. Er gaat niets boven het pleidooi van een bezorgde moeder. Dat vermag alle dingen. De God van Israël is de God van alle volken. De God van de Joden is de God van alle mensen. Eigenlijk vervult zij hiermee het geloof in de oeroude traditie van de shema. 'Hoor Israël, de Heer, onze God, de Heer is één'(Dt. 6: 4). Iets wat zijn leerlingen nog moesten leren om in praktijk te brengen. En iets wat ook zijn geloofsgenoten van zijn dagen in hun onderwijs moesten opnemen. Jezus verlegt de grenzen door letterlijk geografisch over de fysieke grenzen van de Joodse steden en dorpen naar de heidense, hedonistische, Griekssprekende mensen toe te trekken. Is de Messias alleen de gezalfde van de Joodse inwoners van het land of reikt zijn zegeningen ook de andere volken? Die vraag wordt hiermee voorgoed beantwoord.

Kunnen Wij ook de Grenzen van ons Geloof verleggen?

De grote vraag is of wij dat grensverleggend geloof kunnen hebben vandaag. Kunnen wij over de grenzen van onze eigen gedachten en gevoelens kijken en ons op de God van wie de aarde is beroepen? Paulus zou later deze universele dimensie samenvatten in de zin dat er in Christus, in Jezus de Messias, geen onderscheid gemaakt moet worden tussen mensen op basis van etniciteit, geslacht en sociale status (bijv. Gal. 3: 28). Houden wij onszelf en anderen hierin niet vaak tegen om de zegen van die universele liefde van God te ontvangen? Houden wij stiekem niet die genoemde eigenschappen als norm aan om mensen te (be)oordelen of ze deel mogen worden van het lichaam van Christus, die voor allen stierf? Die norm mag er niet meer zijn. Er is een andere, oeroude norm die allesbepalend is in de ogen van Jezus, namelijk de wet van ruimhartigheid. Het is de wet die we in de enigheid van God zien in de Israëlische geloofsbelijdenis van de shema, in de psalmen van David en zijn compagnons en in de woorden van de profeten als Jesaja die zegt dat een vreemdeling die zijn verbond in acht houdt nog iets beters krijgt dan zijn zonen en dochters: een eeuwige naam, een naam die onvergankelijk is (Jes. 56: 1 - 8). Iets wat meer waard is dan goud is een goede naam onder de mensen. Laat je dus niet omlaag halen omdat je etnisch er niet bij hoort of wanneer je geslacht niet past in die onvriendelijke omgeving. Dat mag buiten de kerk zo zijn, maar niet binnen het lichaam van Christus. Het mag toch niet zo zijn dat er meer ruimte buiten de kerken is dan in de kerken zelf? Wij zijn toch in navolging van Israël het godsvolk nu samen het nieuwe Israël dat het licht mag zijn voor alle volken?

In Jezus is er Geen Onderscheid meer

Tot slot moet ik zeggen dat het dus niet meer uitmaakt of je Joods bent (qua etniciteit) of niet. Dat is geen lichte opmerking zonder enige consequenties. Niet alleen bracht dat Johannes de doper in de problemen, maar ook Jezus en Paulus met de nieuwe christenen die ook nog Jakobus en Petrus moesten overtuigen. We hebben graag iets voor onszelf. We voelen ons graag exclusief en uniek, maar het ligt in het karakter van God om inclusief en ruimhartig te zijn naar iedereen. We kunnen ons niet beroepen op onze etniciteit net zoals we ons niet kunnen beroepen op ons christenzijn. We geven zoals we hebben ontvangen. Ook wij zijn slechts zwervers die het brood hebben ontvangen van andere zwervers. We zullen moeten delen, zoals Jezus het brood deelde met Joden en niet-Joden. Laat het niet in de kerk klinken dat iemand voorrang krijgt op basis van deze dingen, maar alleen op basis van gegeven kracht, liefde en zelfbeheersing. Als je ergens op voor wilt staan, doe het dan in die dingen die vrucht zijn van het werk van Gods Geest. Op naar het bouwen van de meest inclusieve gemeenschap op aarde!


 

2 commentaires


Lisa Valenteijn
Lisa Valenteijn
23 août 2023

Prachtig be- en geschreven, Quint!

Dank je wel!!

J'aime
Quint Haneveld
Quint Haneveld
23 août 2023
En réponse à

Dankjewel voor je positieve reactie Lisa.

J'aime
bottom of page