De parabel van de barmhartige Samaritaan is misschien wel de bekendste al dan niet de meest controversiële parabel van Jezus. Hij zet een vermeende vijand van de Judeeërs neer als het ultieme voorbeeld van rechtschapenheid. Wat een lef en wat een geweldige boodschap in een wereld waar conflicten tussen volken aan de orde van de dag zijn. In een recent artikel gaat Jonathan Wegner zelfs nog een stap verder in wie de echte Samaritaan is in het verhaal. Er ontvouwt zich een nieuwe weg. Niet alleen voor het historisch onderzoek naar Jezus, maar ook voor de uitwerking hiervan op onze levens vandaag.
Foto door Sarwer e Kainat Welfare via Pexels
Misschien is je het een keer opgevallen. Jezus wordt in een heftige discussie met 'de Joden' niet alleen voor een 'bezetene' uitgemaakt, maar ook voor een 'Samaritaan'(Joh. 8: 48 vv). Van 'bezetene' begrijpen we dat het geen compliment is, maar van 'Samaritaan' een stuk minder. Dat is toch gewoon iemand uit het gebied tussen Galilea in het Noorden en Judea in het Zuiden? Nu is het natuurlijk nooit leuk als iemand je in een 'verkeerd hokje' plaatst. Tegen een Fries zeggen dat hij een Groninger is of vice versa, is nou niet het recept om goede vrienden te maken. Maar het lijkt bij de joden-en-samaritanen-kwestie nog een laagje dieper te zitten. Je moet niet tegen een Judeeër (regio Judea) zeggen dat hij naar een Samaritaan moet kijken als het gaat om religieuze rechtschapenheid ofwel wat voor God nou welgevallig is of niet. Want dat is wat de parabel toe oproept. No way. Een Samaritaan doet dingen anders dan een Judeeër, zeker ook op religieus gebied. Ook hier geldt: hoe meer mensen op elkaar lijken, hoe groter de strijd. Maar hoe is deze venijnige vete tussen de beide groepen nou ontstaan, die zo evident aan de oppervlakte komt in de evangeliën?
Een Venijnige Vete
Om een antwoord op die vraag te vinden, moeten we terug naar twee eeuwen voor de jaartelling. Het is een complexe historie met vele rijken, dynastieën en groeperingen, maar het komt op het volgende neer. Het hele Judeese gebied (Oud-Israël) is eeuwen lang in handen geweest van vreemde machten. Niet alleen de Meden, de Perzen, De Syriërs, de Babyloniërs maar ook de Grieken kregen het land als deel van de Levant in hun handen. Dat is voor de inwoners van het land natuurlijk niet altijd plezierig geweest. Toen Antiochius IV Epifanes (175 - 164 BCE) toen ook nog de Judese religie begon te verbieden, viel dat in de verkeerde keelgat van een strijdlustige familie: de Makkabeeën [1]. Vanuit de plaats Modein zijn zij de strijd aangegaan om het land weer terug te krijgen in Judese handen (167 BCE. Dat lukte ook nog. Alleen heeft een van deze opvolgers in zijn ijver om een Judese staat te stichten bij het veroveren van Samaria de geliefde tempel van deze inwoners vernietigd. En dat viel natuurlijk niet in goede aarde bij deze 'Samaritanen' [2]. De tempel is nooit meer hersteld, en zo ook die relatie tussen deze bevolkingsgroepen niet. Daarom is het extra bijzonder dat Jezus en de vroege kerk wel aandacht geven aan deze venijnige vete.
De Samaritanen en het evangelie
Het is naast Johannes vooral Lucas die aandacht geeft aan de Samaritanen [3]. Net als zijn voorliefde voor de armen, heeft hij ook een voorkeur voor deze bevolkingsgroep. Kijk maar eens naar de missionaire woorden van Jezus in Handelingen, het tweede boek van de serie van Lucas: 'Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’ (Hand. 1: 8). Daar krijgen de volgelingen de opdracht om vanuit Jeruzalem ook naar Samaria te gaan. Met die pijnlijke historie in ons achterhoofd is dit natuurlijk een geweldige missie. We weten dat de vroege beweging heel bewust die overgang heeft gemaakt om ook de andere volken (wij als heidenen!) van het evangelie te vertellen, maar dat er ook vrede moest komen tussen de inwoners van het Judese land hebben we niet zo in het vizier. De latere apostel Paulus schreef al heel vroeg over die eenheid in het lichaam van Christus. In de kerk wordt er volgens hem geen onderscheid gemaakt tussen mensen (Gal. 3: 28, rond 58 CE). Misschien plaatst hij de Samaritanen al bij de groep van Joden, maar het blijft revolutionair dat de tijd van onderlinge haat en bitterheid voorbij lijkt te zijn. En dat de kerk daar een sterke rol in heeft kunnen spelen.
Maar als de ene groep in Jeruzalem en de andere groep in Gerizim bijeenkomt, welke plaats wordt dan nu de centrale plaats van aanbidding? Jeruzalem of Gerizim? Daar heeft het jongste evangelie in de bijbel een antwoord op. In het prachtige verhaal van de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de Jakobsbron is dat impliciet de grote vraag. En het antwoord is verbijsterend: volgelingen van deze messias, de redder van alle volken zoals de vrouw dat zo opvallend verwoord, zijn niet meer afhankelijk van een specifieke plaats van aanbidding. Zij aanbidden in Geest en in waarheid. Ofwel de geografische locatie doet er niet meer toe, zolang je maar erkent dat Jezus zelf de waarheid is. Hij is volgens dit evangelie het vleesgeworden Woord dat onder ons heeft gewoond (letterlijk: getabernakeld). Een mooie getuigenis van een kerk die in deze fase van haar bestaan op zoek is naar een nieuwe oriëntatie nu de tempel in Jeruzalem bijna volledig is vernietigd (Joodse oorlog 66 - 70 CE). De kerk is als nieuwe gemeenschap een verzoenend werk begonnen tussen volken en dus ook tussen de bevolkingsgroepen in het land zelf.
Jezus de Samaritaan
Hiermee komen we bij het artikel van Jonathan Wegner "Jesus, the Samaritan" dat net in de Journal for the Study of the Historical Jesus is verschenen [4]. Volgens hem kan het niet anders zijn dan dat het leven van Jezus zelf de grote inspiratiebron is geweest voor de parabel van de barmhartige Samaritaan. Waar anderen tot de conclusie komen dat de parabel door Lucas is geschreven, trekt hij de lijn nog verder door. Jezus zelf is die barmhartige Samaritaan. Door het collectief geheugen van zijn volgelingen (social memory) kunnen zij verhalen schrijven over de man die over zijn eigen vooroordelen heenstapte en de man in nood hielp, hoewel hij niet bij zijn eigen volk hoort. De parabel is zo niet alleen in de traditie van Jezus geschreven, maar ook over Jezus geschreven. Hij heeft in zijn leven dat barmhartige leven geleefd door zich uit te strekken naar de armen, de zwakken, de zieken en zo ook de vreemde anderen: de Samaritanen.
Wat ik erg waardeer van zijn visie op het onderzoek naar Jezus is dat je inderdaad niet altijd tot een conclusie kan komen of iets wel of niet door Jezus zelf is gezegd. De realiteit van het leven, van overlevering en tradities is veel complexer dan het toepassen van criteria die moeten leiden tot een authentieke of niet-authentieke uitspraak. Ja, het is fijn om te zeggen dat bepaalde woorden of daden hoogstwaarschijnlijk door Jezus zijn gezegd of gedaan, maar daar moeten we voorzichtig mee zijn. Moet je de woorden of daden die hoogst onwaarschijnlijk zijn dan in de prullenbak gooien? Ik denk van niet. Hoewel ik zelf nog ruimte zou laten dat Jezus de beroemde parabel in een originelere vorm heeft kunnen vertellen, gaat het uiteindelijk om het effect dat de boodschap van de parabel op ons kan hebben [5]. En dan is het belangrijk om de historische context proberen te begrijpen. In de ogen van het eerste publiek kan het niet zo zijn dat een Samaritaan het voorbeeld is van religieuze rechtschapenheid. Hoe is dat mogelijk? Het zou een Judeeër beduusd achter moeten laten met de gedachte: 'als een Samaritaan dat kan, dan kan ik het ook' [6].
Barmhartigheid wil ik, geen offers
Dat is ook de beoogde impact van het verhaal op ons vandaag. Ook al zijn er nog steeds mensen die zich Samaritanen noemen, wie zouden de Samaritanen zijn in onze samenleving en wereld [7]? Wie verafschuwen wij zo, dat wij nooit iets goeds uit hun handen verwachten? Kan een vluchteling mij nog iets leren? Kan een dictator nog iets moois maken? Een terrorist een zachtmoedige kant tonen? Kan iemand wiens levenswijze ik afkeur of niet begrijp mij nog iets over God leren? Wat het ons in ieder geval leert, is dat geen mens volledig goed of volledig slecht is. Er schuilt iets goeds in een ieder van ons. Met deze parabel in de hand kun je niet zo gauw wegkomen met snelle stereotypes en venijnige vooroordelen. Goedheid kan uit een onverwachtse hoek komen. Niet alleen in Ethiopië, Syrië, Turkije, Israël/ Palestina, maar ook in Nederland waar we een grote verscheidenheid hebben aan verschillende etnische groepen blijft dat het appèl van de parabel. Het daagt ons uit om zelf de eerste stap te maken en die barmhartige te zijn. Persoonlijk denk ik dat wij anderen altijd positief kunnen verrassen. Tegelijk denk ik ook dat het niet de bedoeling kan zijn dat je de ene regel met een andere vervangt. Je kunt niet de hele dag rondgaan en kijken waar je een helpende hand kunt zijn. Of dat de beoogde uitwerking is van de parabel is maar de vraag. Je kunt de wereld winnen, maar jezelf verliezen. Toegegeven, het zou in sommige gevallen makkelijker zijn om de regels te hebben en je daaraan (proberen) te houden en daarmee weten bij God goed te doen en klaar. Jezus daagt ons hier echter uit om je altijd af te vragen: waar gaat het nou echt om? Wat is het doel van deze regel of wet? Dat kost meer moeite, meer reflectie. Dat is waar, maar het behoedt ons ook van zelfrechtvaardiging en zelfopgelegde vroomheid. De barmhartige God die van ons allen houdt, daagt ons uit om uit zijn barmhartigheid te leven. 'Barmhartigheid wil ik, geen offers' profeteerde Hosea al acht eeuwen eerder. In die lijn leefde Jezus, en op die weg mogen ook wij in navolging van hem opgaan.
Meer lezen?
1. Toen Antiochius IV Epifanes (175 - 164 BCE) als een van de opvolgers het praktiseren van de oude joodse religie begon te verbieden, begonnen de gemoederen in het land op te lopen. Niet alleen verbood hij de diepgewortelde praktijk van de besnijdenis, hij introduceerde ook een heidense cultus in de heilige tempel van Jeruzalem. Vanaf 167 BCE gaan de Makkabeeën vanuit Modein actief de strijd met Epifanes aan in een revolte die zeven jaar zou duren (lees maar eens de Makabeeën voor een meer geanimeerde beschrijving.
2. Jonathan Bourgel, The Destruction of the Samarian Temple by John Hyrcanus: a reconsideration. JBL 135, no. 3, (2016) 505- 523. Het is Johannes Hycranus, die als een Makkabese opvolger (134 - 104 BCE) Samaria wist te veroveren. Hij noemt hier de mogelijkheid dat Hyrcanus er op uit was om de Samaritanen juist te betrekken bij de nieuwe Hasmonese staat, maar dan gecentreerd rondom de tempel in Jeruzalem.
3. Martina Böhm, Samaritans in the New Testament Religions 2020, 11(3), 147. Hoewel de Samaritanen (Σαμαρ(ε)ῖται) tot de eerste eeuw na Christus niet vaak als een eenduidige groep worden getypeerd in de gangbare literatuur, was er blijkbaar wel een spanning tussen deze twee groepen. Het zou ook kunnen betekenen dat deze bevolkingsgroep als een separate groep in de jaren van Jezus en de vier decennia erna nog niet zo bekend was als zodanig. De onderscheiding als etnische groep is misschien pas na de roerige jaren van de Joodse oorlog (67 - 70 BCE) ontstaan
4. Jonathan Wegner, Jesus the Samaritan Journal for the Study of the Historical Jesus 2021, 19 (1), 134-169.
5. De vroege kerk kan (inclusief Lucas) zich heel goed het schrijven van parabels eigen gemaakt hebben, maar deze vorm van spreken is wat in eerste plaats van Jezus zelf vandaan komt. Ook rabbijnen zijn dat na hem gaan doen! Een veelbelovend boek hierover is dat van Eric Ottenheijm en Martijn Stoutjesdijk: Parabels, het onderricht van Jezus en de rabbijnen.
6. Jürgen Zangenberg, Samaritans in Luke.
7. Je kunt er bijvoorbeeld over lezen in een reisverslag van Judith Fein in 2018, The last of the good Samaritans.
Comments